Serie over trauma 1

Inleiding
CMFT wordt veel toegepast bij behandeling van getraumatiseerde mensen. Heel in het bijzonder bij vroegkinderlijk trauma, waarin CMFT onderscheidend genoemd mag worden en zoals zal blijken, heel noodzakelijk is. We staan daarom tijdens de training CMFT ook stil bij het onderwerp trauma. Trauma heeft vérstrekkende gevolgen voor het welbevinden en het executief functioneren. Daarbij kunnen we denken aan een reeks cognitieve vaardigheden die nodig zijn voor doelgericht gedrag. Daarom is het voor allen die in het veld van de hulpverlening werken een must om hiermee bekend te zijn en cliënten daarover te informeren.

Overzicht deze blog
1. Wat is trauma?
2. Wanneer wordt een ervaring een trauma?                        
3. Impact vroegkinderlijk trauma

En in de vervolgblogs (2) over hechting en emotieregulatie, soorten trauma, automatische reacties, lichaam, coregulatie & CMFT en conclusie trauma en CMFT.


1.1 Wat is trauma?

Er zijn vele definities over trauma. Laten we het eens plaatsen naast veiligheid. Veiligheid en trauma staan lijnrecht tegenover elkaar. Veiligheid is niet de afwezigheid van gevaar, maar de aanwezigheid van verbondenheid. Trauma daarentegen ‘is een chronische verstoring van verbondenheid’ stelt dr. Stephen Porges, de grondlegger van de polyvagaaltheorie.

Dr. Anne Marsman zegt het zo: ‘Trauma is niet wat er met je gebeurt; het is wat er in jou gebeurt als een gevolg van wat er met je is gebeurd’.

Trauma is een natuurlijke reactie wanneer er geen bron van veiligheid aanwezig is. Het is verlies van verbinding met een veilige persoon, met jezelf, je lichaam, je gevoel. Ja, met derden en zelfs met de wereld om je heen.

De gebeurtenis wordt als overweldigend en levensbedreigend ervaren. Een traumatische gebeurtenis komt onverwachts; het is onvoorspelbaar. Dit leidt tot machteloze gevoelens en controleverlies. Dit heeft tot gevolg dat ons autonome zenuwstelsel overspoeld raakt, waardoor het in een dorsale staat komt. Het zenuwstelsel trekt het dan eigenlijk niet meer zo goed. Het kan bijv. leiden tot dissociatie.

Het handboek DSM 5 spreekt over trauma als er sprake is van blootstelling aan een feitelijke of dreigende dood, ernstig letsel of seksuele mishandeling.

Trauma, zo kun je het in zekere zin ook zeggen, is een lichamelijke verwonding ten gevolge van een voor ons te heftige gebeurtenis. Ons zenuwstelsel reageerde met natuurlijke afweerreacties zoals vechten, vluchten en/of bevriezen. Van nature is ons systeem erop gericht om te veel aan spanning die ontstaat bij een overlevingsreactie weer los te laten. Vaak is dit geblokkeerd, waardoor de energie in ons lichaam komt vast te zitten. Het is dus eigenlijk geen psychische aandoening, zoals vaak geleerd wordt. Dus vraagt het ook om een lichamelijke heling.

Tijdens een hierna genoemde studie werden de volgende traumatische gebeurtenissen gemeld: Ernstige ongevallen (27,5%), slachtoffer van geweld binnen de gemeenschap (22,5%), rampen (1,6%), slachtoffer van huiselijk geweld (7,8%), getuige van huiselijk geweld (7,5%), getuige van geweld binnen de gemeenschap (5,9%), aanranding (2,2%), overlijden of verwonding van een dierbare (6,7%), ernstige medische aandoening (14,9%) en andere gebeurtenissen (3,5%). Opvallend is dat hechtingstrauma niet in dit rijtje voorkomt, terwijl er tenminste bij een derde van de mensen hiervan sprake is. Ik vermoed dat de reden hiervan is dat voor de definitie van trauma gebruik is gemaakt van de DSM als criterium voor PTSS. Anne Marsman stelt: ‘Dan valt bijvoorbeeld emotionele verwaarlozing en opgroeien met een ouder met psychische problemen af, terwijl dat toch diepe sporen achter kan laten en voor velen wel degelijk als traumatisch is (en wordt) ervaren. Uiteindelijk is trauma iets heel persoonlijks en het is niet de objectieve gebeurtenis, maar de subjectieve beleving die in feite bepaald wat trauma is en wat niet. Ga dat maar eens objectiveren…[1]’. Een standpunt waarin we ons uitstekend kunnen vinden.

Verderop zullen we het onderscheid maken in A en B. trauma. Wat in het onderzoek wordt behandeld valt onder B-trauma; hechtingsproblematiek onder A-trauma.

[1] Deze en andere aanhalingen van Anne Marsman komen uit ntvp, dec 18, 2021. Zij is gepromoveerd op onderzoek naar de langdurige impact van ingrijpende jeugdervaringen.

1.2 Wanneer wordt een ervaring een trauma?

Nu maken we allemaal wel situaties mee die als heftig ervaren kunnen worden. De één lijkt er geen last van te hebben, terwijl een ander een trauma ontwikkelt. Of het een trauma wordt, hangt o.a. af van de aan- of afwezigheid van interne en/of externe hulpbronnen. Bijv. je vermogen om de situatie te kunnen reguleren, alleen of met anderen. Is er iemand aanwezig die nabij en betrokken reageert en kun je die warmte ontvangen?

De intensiteit van de gebeurtenis heeft er invloed op, alsook wát er concreet gebeurde. Hoe beleefde je die situatie en welke betekenis gaf je eraan? Hoe verhield het gebeurde zich tot je draagkracht en veerkracht?

De nood is eigenlijk niet veilig om kunnen gaan met de energie van de sympathische mobilisatie. Dat wil zeggen dat je lichaam in de vecht/ vluchtstand komt te staan, Het bloed naar je hart, armen en benen stroomt, je adrenaline- en cortisolniveau stijgt, klaar om in actie te komen, echter zonder dat het zich kan ontladen.

Was er de mogelijkheid om de spanning eruit te trillen, of werd je bijv. op de brancard vastgesjord? Of stond je ego of onwetendheid omtrent het omgaan met heftige emoties je in de weg om te gaan trillen? In het laatste geval slaat de energie zich, in ‘gestolde/ bevroren toestand’, op in je lichaam. Dan wordt het ervaren als een trauma. En die gaat niet zomaar weg.

1.3 Impact vroegkinderlijk trauma

In een interessante longitudinale studie (https://link.springer.com/article/10.1007/s10802-021-00847-4)  werden associaties onderzocht tussen blootstelling aan trauma en het executief functioneren. De resultaten geven aan dat blootstelling aan trauma's vóór de leeftijd van 5 jaar voorspellend is voor een slechter executief functioneren op de leeftijd van 12. De blootstelling aan trauma tussen de leeftijd van 6 en 12 jaar was niet statistisch significant. 

Bovendien lijkt de blootstelling aan trauma's zich op te stapelen in de kindertijd wanneer kinderen vóór de leeftijd van 5 jaar worden blootgesteld aan een traumatische gebeurtenis. De bevindingen toonden aan dat kinderen die vroeg in hun leven aan trauma zijn blootgesteld, later in hun leven problemen kunnen ervaren met het uitvoerend functioneren en dat ze een groter risico lijken te lopen op cumulatieve traumablootstelling. Blootstelling aan trauma op jonge leeftijd kan leiden tot moeilijkheden met (1) het flexibel omgaan met en het aanpassen aan nieuwe situaties, regels en perspectieven, (2) het remmen van automatische reacties, gedachten, gevoelens, en (3) het gelijktijdig opslaan en manipuleren van inkomende informatie. Terecht wordt gesteld: ‘De klinische praktijk moet hiermee rekening houden bij zowel de manier waarop zij (vroege) geestelijke gezondheidszorg verlenen als bij de preventie en herkenning van vroege traumablootstelling.’

Autoritair of juist toegevende opvoedstijl van ouders versterkte de negatieve impact van trauma. Een gezaghebbende opvoedstijl matigde het effect hierop. Het verhoogde de veerkracht van het kind.

Vorige
Vorige

Serie over trauma 2

Volgende
Volgende

7 vragen over CMFT